Drie mannen bevinden zich op een onbewoond eiland. Op een dag spoelt er een toverlantaarn aan, met daarin een geest. "Jullie mogen alle drie één wens doen," zegt deze tegen de verbouwereerde schipbreukelingen. Ze voegen meteen de daad bij het woord. "Ik wou dat ik weer thuis was," zegt de eerste, en ploep, hij is weg. "Dat wil ik ook," zegt de tweede, en ook hij verdwijnt als bij toverslag. Dan is de derde man aan de beurt. Na enig nadenken zegt hij: "Ik verveel me hier zo in mijn eentje. Ik wou dat mijn vrienden er weer waren."